Over en Uit: Hoofdstuk 19. Met een lading vis naar Japan. Dit verhaal is geschreven door Cor Dobbelaar. Het boek "Over en Uit" is te koop. Kijk op Nautiek voor meer info of om het boek te bestellen.

19. Met een lading vis naar Japan.

Een maand of vier nadat ik van de "Northern Express" was afgemonsterd, werd ik weer opgebeld door maritiem uitzendbureau Udema te Harlingen met het verzoek of ik weer naar dat schip terugwilde. Ik had daar een prima tijd gehad, dus ik wilde dat wel. Zo kwam het dat ik naar de Eemshaven in Groningen reisde, waar het schip lag te lossen. Het was goed om weer aan boord te stappen van een vertrouwd schip. Tot mijn vreugde trof ik daar ook weer een paar mensen aan, waarmee ik voorheen ook al prima had gevaren. De reis begon dus al goed. Het schip was gecharterd door een Japans bedrijf, waarvoor een lading vis in Japan afgeleverd moest worden. Deze vis moest worden geladen in Newfoundland en Nova Scotia. De stemming aan boord zat er vanaf het begin al goed in. Soms klikt het meteen, soms gaat alles een beetje moeizaam. In dit geval klikte alles van het begin af aan. De oversteek over de Noord-Atlantic verliep rustig. Onze eerste haven was St.John's op Newfoundland. Dit bleek een plaats te zijn waar je je best kon vermaken. Er waren voldoende uitgaansgelegenheden. Wat opviel was dat er veel meer vrouwen dan mannen schenen te zijn. Vooral in de kleinere plaatsen, waar we later terecht zouden komen, scheen dat het geval te zijn. Natuurlijk hadden we daar helemaal geen bezwaar tegen. Het maakte het er voor ons gemakkelijk op om in contact te komen met "normale" vrouwen.

Wanneer we dan 's-morgens aan het ontbijt verschenen, was het altijd weer de vrouw van de kapitein, die monter aan tafel plaats nam en ons begon uit te horen over onze belevenissen van de vorige avond. Zij was een Belgische van het moederlijke type, een heel lieve vrouw. Natuurlijk dikten wij onze verhalen wat aan. Vooral wanneer het de seksuele kant van het verhaal betrof zat ze met rode konen te luisteren. Dat was altijd wel leuk.

Het leek wel een gezellig huishouden dat we er op na hielden. Lichamelijk niet altijd even fit, maar geestelijk zeer monter, konden we er dan weer de hele dag tegenaan. En dit zou nog weken lang zo doorgaan, want we moesten allerlei haventjes aandoen om overal wat vis op te halen. Het was hièr een paar honderd ton vis laden en dan weer opstomen naar de volgende haven om daar weer een paar honderd ton vis te laden. Vooral de kleinere plaatsen waren erg gezellig. Wanneer je er een paar dagen lag, leerde je zo'n beetje de hele plaatselijke bevolking kennen. We deden leuke haventjes aan, zoals Cornerbrook, waar je normaal gesproken nooit kwam. Overal bleven we een paar dagen liggen, het ging allemaal niet zo snel. Veel radiowerkzaamheden waren er voor mij niet te verrichten, dus schakelde ik mezelf in als tallyman. Je moest dan controleren hoeveel dozen vis er op een pallet geladen waren en dat vergeleek je dan met de gegevens van de verscheper. Al te lang moest je dat soort werk niet doen, want dan werd het wel erg eentonig, maar voor een paar uur was het best uit te houden. Je kon nog eens een praatje maken met de havenarbeiders en andere mensen, die je zoal aan de wal tegen kwam. Tussendoor nam je af en toe eens een kijkje in de radiohut om te kijken of er niks was binnengekomen via de Satcom.

Na Newfoundland ging het richting Nova Scotia. Daar in het zuiden van Nova Scotia lag alweer zo'n leuk klein plaatsje, Shelburne geheten. Het was daar net zo gezellig als in de haventjes van Newfoundland. Ik had nog een goede vriend wonen in Halifax, de grootste stad van Nova Scotia. Hem, Bob, had ik leren kennen in Spanje aan de Costa Brava. Ik maakte er een aantal jaren geleden een gewoonte van om telkens twee maanden aan deze Costa door te brengen. Je kwam dan vanzelf gelijkgestemde mensen tegen, die daar ook voor langere tijd bleven hangen. Bob was daar met een andere Canadees terechtgekomen. Ze waren toen beiden net afgestudeerd en gingen een half jaar Europa doortrekken met een in Amsterdam gehuurde auto. Verder dan Tossa de Mar aan de Costa Brava kwamen ze niet. Het was daar zo gezellig en leuk, dat ze besloten de resterende tijd daar te verblijven. Zodoende liep ik ze daar tegen het lijf en gingen we vaak met elkaar op stap, op zoek naar vertier en gewillige meiden. Een prachtige tijd hadden we daar. Later kwam hij nog twee keer naar Nederland voor een vakantie, de eerste keer alleen, de tweede keer met zijn vriendin, die later zijn vrouw werd. In beide gevallen speelde ik voor gids.

Ik had hem al jaren niet gezien, dus toen ik hem opbelde om te vertellen dat ik met een schip in Shelburne lag, pakte hij onmiddellijk zijn auto om me daar op te zoeken. Het was goed om mijn ouwe stapmaat weer te zien. We haalden ettelijke herinneringen op. Beiden waren we inmiddels de veertig al gepasseerd, dus we hadden heel wat bij te praten. Hij had ondertussen al een vrouw en een paar kinderen, terwijl ik nog steeds als een loner de wereldzeeën bevoer, wat me trouwens nog steeds goed beviel. We beloofden elkaar om in regelmatig contact te blijven en tot op heden ten dage is dat nog steeds het geval.

Al met al schoot het laden niet erg op. Er bleek niet genoeg vis op te kop te kunnen worden getikt om de ruimen vol te kunnen krijgen. De Japanse charterer besloot om ons terug naar Europa te sturen om daar de resterende vis te gaan laden. Na weken in allerlei kleine haventjes op Newfoundland en Nova Scotia te hebben gelegen, moesten we eindelijk afscheid nemen van de gemoedelijke mensen uit deze contreien. Met spijt in het hart vertrokken we weer naar zee richting Europa. Maar eenmaal op zee was dat ook wel weer lekker. De oversteek bezorgde ons goed weer. Halverwege de oversteek kregen we bericht dat we in een paar Noorse havens de ruimen moesten volmaken, om daarna eindelijk richting Japan te vertrekken.

We deden drie kleine haventjes aan in de buurt van Ålesund. Het was er werkelijk schitterend varen. We passeerden allerlei eilandjes en fjorden. Eenmaal afgemeerd was er gelukkig ook nog wat tijd om overdag even de wal op te gaan. Ik gebruikte die gelegenheid om een paar uur eens even lekker te wandelen. Heerlijk was het om de stilte, de omgeving en de natuur op me in te laten werken. Het laden ging maar langzaam, er waren niet overal genoeg havenarbeiders te verkrijgen. Om toch maar eens te kunnen vertrekken, werd ons gevraagd mee te helpen bij het lossen van de pallets met dozen vis. Daarvoor zouden we een ruime vergoeding krijgen. Nou, dat was weer even wat anders, maar iedereen zag het wel zitten. Zo kwam het dat de voltallige bemanning, de kapitein incluis, dozen vis aan het sjouwen was om het laden te bespoedigen. Er werden pallets in het ruim neergelaten met dozen bevroren vis, die dan door ons werden afgeladen en gestouwd. Het was pittig lichamelijk werk, maar het ging lekker. De saamhorigheid, die toch al groot was, werd er nog beter door. Zo kwam het dat we op een gegeven moment met een zucht van verlichting de laatste dozen vis gestouwd hadden. Het zat er op. We werden contant uitbetaald in dollars en konden vertrekken. We hadden een beste oversteek voor de boeg. Van Noorwegen zouden we in één ruk doorgaan naar Japan, alleen in Singapore zou even gestopt worden om te bunkeren. Er werden heel wat zeeën en oceanen overgestoken, namelijk de Noordzee, een stuk Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee, even door het Suezkanaal, daarna de Rode Zee om dan via de Golf van Aden in de Indische Oceaan terecht te komen. Die even oversteken en dan via de Straat van Malakka de Zuid-Chinese Zee in. Dan nog een stukje Grote of Stille Oceaan en dan eindelijk :
Japan!

De reis verliep voorspoedig. Het weer was redelijk goed, evenals de sfeer. Er werd gewerkt, geborreld, gegeten en gelachen. Aan tafel kwamen allerlei gespreksonderwerpen aan de orde. Er werd natuurlijk volop gepraat over het land van bestemming, Japan. Voor sommigen onder ons zou het de eerste keer worden dat ze dit land zouden zien. Zo hield ik eens een verhandeling over de beroemde Kobesteak, waarbij de koeien, verantwoordelijk voor de levering van dit vlees, bier te drinken kregen en gemasseerd werden. De vrouw van de kapitein zat me ongelovig aan te kijken en meende dat ik haar gigantisch in de maling nam. Dat was namelijk al eens eerder gebeurd, hoewel altijd op een leuke manier. Ze was veel te lief om op een vervelende manier bij de neus te worden genomen. Ook sommige jongeren onder ons waren niet helemaal zeker van hun zaak en hadden zo hun twijfels over mijn verhalen. "Die sparks zal de boel wel weer op zitten te jutten!" De gehele oversteek zou de discussie over bierdrinkende en gemasseerde koeien regelmatig de kop opsteken. Wanneer er een biertje gedronken werd, proostte ik altijd met de kreet: "Op de Kobesteak!" De kapiteinsvrouw keek me dan maar eens verwijtend aan, maar je zag haar twijfelen. Zou hij misschien toch gelijk hebben? In Singapore zou er gebunkerd worden. Ook zou Jan Dekker, de eerste stuurman, afgelost worden. Ik had hem lekker gemaakt om ook eens naar de Filippijnen te gaan om daar vakantie te houden. We zouden dan samen de Filippijnen verkennen. De bedoeling was dat ik tegelijk met hem afgelost zou worden, zodat we samen naar de Filippijnen konden vliegen. Maar ik kreeg van de rederij te horen dat ik in Japan pas afgelost zou worden. Nu ja, dat viel even tegen, maar ik sprak met Jan af waar ik hem zou ontmoeten in Cebu, dus dat zou geen probleem moeten zijn.

Na het bunkeren en storen vertrokken we voor het laatste stukje naar Japan met inmiddels een andere eerste stuurman aan boord. Voor de zekerheid stuurde ik nog maar even een telex naar Nederland om er zeker van te zijn dat ik daadwerkelijk in Japan afgelost zou worden. In het verleden had ik namelijk wel eens meer moeilijkheden gehad bij Vroon om bijtijds afgelost te worden. Voordat ik aan boord van dit schip stapte had ik namelijk aan mijn baas, Udema Maritiem Uitzendbureau, gevraagd om na een bepaalde vaste tijd afgelost te worden. Na overleg met Rederij Vroon, de eigenaar van het schip, werd dit goed bevonden. Maar er kwam maar geen antwoord op mijn telex, dus hing ik nog maar eens aan de bel. Toen kreeg ik een telex terug met de mededeling dat het zeer op prijs zou worden gesteld wanneer ik nog even een paar weken langer aan boord zou willen blijven. Het schip zou na lossing Japan namelijk gaan dokken in Singapore. Ik zag de bui al hangen. Normaal gesproken zou ik er geen bezwaar tegen hebben gehad. Een paar weken langer op een schip blijven, waarop het je bevalt, is niet zo'n opgave. Maar ik had nu eenmaal die afspraak met Jan, de vorige stuurman, om hem in de Filippijnen te treffen om daar samen vakantie te houden. Wanneer ik niet afgelost zou worden in Japan, zou hij zich afvragen: waar blijft die sparks nou? Ik besloot mijn poot stijf te houden en toch te blijven aandringen op aflossing in Japan. Er ontstond een levendig telexverkeer tussen het schip en de kantoren op de wal. Er zullen hier en daar wel wat vloeken gevallen zijn op diverse kantoren, maar het verlossende resultaat was toch wel dat ik uiteindelijk inderdaad afgelost zou worden in Japan.

Eenmaal afgemeerd aan de kade, kwam de agent aan boord. Na de gebruikelijke beleefdheden over en weer was het de vrouw van de kapitein die aan hem vroeg hoe het zat met die speciale steak. Was dat nu echt zo of was het een verzinsel van die gekke sparks? De agent verzekerde haar dat het echt zo was en leek zelfs zeer verbaasd dat er mensen waren, die daarvan niet op de hoogte waren. De kapiteinsvrouw was nu eindelijk echt overtuigd. Ze kwam naar me toe en sprak: "Corretje, je hebt me vaak in de maling genomen, maar ik moet nu toegeven, dat je gelijk hebt gehad."

Naar boven / To top

Cor Dobbelaar
Foto's overgenomen van Nautiek.